MEST, WORMEN EN WEIDEVOGELS


Aan Universiteit van Groningen promoveerde Jeroen Onrust op

het thema Boer, Worm en Kievit. Door ’s nachts met een wagentje wormen te gaan

tellen kon hij zien hoeveel wormen voor de weidevogels die ook ’s nachts foerageren

beschikbaar zijn. Het onderzoek vond plaats op veengronden met een kleidek dat in

dikte wisselde.


Al vrij snel na zonsondergang wordt het hoogste aantal

geteld. Na 2 uur ’s nachts neemt het aantal snel af. De wormen hebben blijkbaar

honger en raken na enige tijd mogelijk verzadigd. Uit een experiment met wel en

geen mest bleek dat wanneer de wormen voldoende mest tot hun beschikking hebben

er veel minder bovengrondse wormen geteld werden. Alleen hongerige wormen gaan

’s nachts boven de grond eten. Wanneer het licht is zitten ze allemaal weer

onder de grond. Licht is giftig voor regenwormen. Op zich interessante

resultaten. Er is zo weinig bekend over het leven van regenwormen en we weten

nu iets meer.


De problemen komen bij de vraag wat de boer kan doen om meer

wormen en meer weidevogels te krijgen. Onder meer de Wageningse onderzoekers Jan

Willem van Groenigen en Ron de Goede hadden kritiek op het onderzoek: er wordt

geconcludeerd dat mestinjectie ongunstig is voor regenwormen, maar er is geen

onderzoek gedaan naar vergelijking injectie en bovengrondse aanwending. Uit

experimenten in het proefschrift bleek dat regenwormen droge grond niet wenselijk

vinden, maar de conclusie dat die droge grond de schuld is van mestinjectie

wordt niet onderbouwd. Bij oppervlakkige toediening zouden de wormen vochtige

mest de grond inbrengen en daarmee de grond vochtig houden.


De kritiek op het onderzoek heeft te maken met feit dat het onderzoek is uitgevoerd door een bioloog met de weidevogel als belangrijkste aandachtspunt. Er is nooit door een kluit uit te steken of een kuil te graven gekeken naar de werkelijke leefmilieu van de regenworm. Er zou bijna zeker gebleken zijn dat er bij gebruik van de zodenbemester na enige tijd veel wormen op de drijfmest afkomen. Drijfmest is een ideaal voer voor vooral de grauwe regenwormen. De opgetreden verdichting heeft bijna altijd te maken met het vele berijden met zware machines. 


 In het boek Bodemsignalen grasland (Van Eekeren e.a., 2019) staat meer over regenwormen in gras:

Schade van mesttoedieningstechniek aan bodemleven zou door de volgende mechanismen en

combinaties daarvan kunnen optreden:- Snijdende werking bij zodenbemesten

waardoor bijvoorbeeld regenwormen worden doorgesneden;- Giftige stoffen in drijfmest zoals

ammoniak, fenolen of sulfaatverbindingen die het bodemleven doden;- Tijdelijke zuurstofarme

omstandigheden in de grond;- Trillingen van de machine waardoor

bijvoorbeeld wormen naar boven worden gedreven en daardoor blootstaan aan

licht, predatoren en/of giftige stoffen in drijfmest;- Rijdschade en structuurbederf

waardoor bodemleven worden gedood.In het algemeen heeft zodenbemesting op gras een positieve invloed op het aantal regenwormen. Vooral op de grauwe regenworm, maar na verloop van tijd ook de rode. De achteruitgang van van weidevogels heeft te maken met het gehele weidebeheer. Van zware bemestingen tot intensief berijden.   



Home