Fruit zand en klei

FRUITTEELT OP ZAND- EN KLEIGROND

Er zijn drie belangrijke gebieden met fruitteelt in Nederland. De Betuwe heeft de mooiste gronden. Dan volgt de zeeklei van Zuid-West Nederland. Tenslotte de Flevopolders. Het bodembeheer in de Flevopolders vergt extra aandacht omdat de groei gauw te weelderig wordt wat tot schimmelziekten van blad en vrucht en tot een weinig aromatische smaak leidt.

Inleiding

In de fruitteelt staat de bodemkwaliteit centraal. Met het fruit worden er maar weinig voedingsstoffen afgevoerd en bij een goede verzorging van de kringloop van voedingsstoffen staat de bemesting niet centraal. De kaliumvoorziening vraagt op veel bodemtypen correcties en ook de stikstofvoorziening moet periodiek bijgestuurd worden. Een evenwichtig en actief bodemleven en een goede bodemstructuur doen de rest. De uitgangsbodem is hierbij wel belangrijk. De gronden van de stroomruggen in de Betuwe en en woudeerdgronden in Noord-Holland hebben eigenschappen die ideaal zijn voor de fruitteelt. De overige gronden moeten constant bijgestuurd worden. De wijze en de mate varieert per bodem. Dat er verschillen zijn blijkt al uit de kwaliteit van het fruit. De Betuwe levert het beste en meest smakelijke fruit. Dan komen de zeekleigronden in West-Nederland en de zandgronden en op de jonge gronden van de Flevopolders is het het moeilijkst om fruit met een goede smaak te produceren. Het bodemprofiel
In het volgende worden een aantal bodemprofielen nader bekeken.
bodemprofiel noordoostpolder

Een bodem uit de Noordoostpolder kort na de inpoldering

De grond is poreus en het grondwater staat vrij hoog en daarmee kunnen de wortels in het algemeen voldoende vocht opnemen. Dit vocht is zoutarm en leidt tot een eenzijdige vegetatieve groei. Alle aandacht moet uitgaan naar verhoging van het organischestofgehalte met bijvoorbeeld compost, en daarnaast aanvoer van makkelijk verteerbaar organisch materiaal voor het bodemleven. Om hier een goede, biologisch actieve grond te krijgen duurt vele jaren.

bodem zeeklei

Een zeekleigrond in Zeeuws-Vlaanderen.

In tegenstelling tot de grond in de Flevopolder is hier al een bouwvoor met een redelijk organischestofgehalte. De laag onder de bouwvoor is nog humusarm en vaak verdicht. Stimulering van regenwormen moet hier centraal staan. Aanvoer van stabiel en verser organisch materiaal is ook hier belangrijk.

bodem betuwe

Een grond op een stroomrug in de Betuwe.

Deze grond is diep doorwortelbaar (onder meer door regenwormgangen), rijk aan organische stof bovenin, maar ook onder de bouwvoor bevindt zich organischestof. De ideale grond voor fruit. Onderhoud van de bodemkwaliteit moet aandacht hebben; bijsturen is hier niet aan de orde.

bodem Limburg loess

Lössbodem in Zuid-Limburg.

De gronden zijn diep doorwortelbaar, maar vaak vrij arm aan organische stof. Verzorging van de regenwormen en aanvoer van organisch materiaal is van belang.

bodem esgrond oud bouwland

Enkeerdgrond op de Veluwe.

De grond is diep humushoudend, maar in de praktijk blijken deze gronden toch niet diep doorwortelbaar. Voor fruitteelt is een bodemverbetering nodig. Tot 40 cm diepte ruim compost aanbrengen is van belang. Loswoelen tot 60 à 70 cm is vaak ook nodig.

bodem heide

Een heidepodzol op de Veluwe.

Voor fruit niet geschikt, ook niet als er al een humushoudende bouwvoor aanwezig is. Alleen met een diepe bodembewerking en ruime aanvoer van organisch materiaal kan de grond meer geschikt gemaakt worden voor fruit, maar de geschiktheid blijft beperkt.



Beworteling

Fruitbomen hebben twee soorten wortels: horizontale en verticale.
Horizontale wortels: zijn relatief dun en vertakken zich sterk. Ca 80% van het wortelgewicht bestaat uit deze dunne wortels. Opname van vocht en voedingsstoffen gebeurt vooral door deze wortels.
Verticale wortels: zijn dikker en steviger dan de horizontale. Reservestoffen en vocht worden ook door deze wortels opgeslagen.
Bij planten kunnen schimmels die met de wortels vergroeid zijn het wortelstelsel uitbreiden. Bij fruitbomen gebeurt dit alleen wanneer er een laag bemestingsniveau wordt aangehouden.
Wanneer de grond dat toelaat, gaan de wortels zeer diep de grond in. In Limburg op löss is een keer een diepte van 12 meter waargenomen.

De wortelgroei wordt verder bepaald door:
-Ouderdom van de boom. De wortels kunnen bij oudere bomen ver buiten de kroonomvang groeien en de beworteling gaat ook dieper.
-Afstand tussen bomen. Wanneer de bomen dichter op elkaar staan, wortelen ze dieper.
-Onderstam. Krachtige onderstammen hebben meer wortels.
-Soort fruit. Peren wortelen dieper en breder dan appels.
-Rassen. Boskoop heeft een uitgebreider wortelstelsel dan Cox’s of Elstar.
-Bij oppervlakkige onkruidbestrijding wordt de beworteling intensiever in de niet bewerkte laag eronder.
-Wortelsnoei op enige afstand van de boom. Er vormen zich meer wortels bij de stam
-Ondergroei. De wortels gaan dieper de grond in.
-Oude ondergroei. De wortels gaan weer ondieper wortelen. Mogelijk omdat in de humusrijke laag meer voedingsstoffen beschikbaar zijn.
-Mulch. Bij een mulchlaag van mest of compost wordt de laag eronder zeer intensief beworteld.
-Soort ondergroei. Gras met klaver heeft meer boomwortels dan gras zonder klaver.


wortels fruitbomen

Fig. Beworteling bij jonge en oude bomen (Bloksma, 1996)

wortel boom fruiteelt

Beworteling van appel op twee grondsoorten.

Droog zand boven

Vochtig voedselrijk lemig zand onder

(Friedrich und Preuse in Bloksma, 1996)

wortels ondergroei fruit

Beworteling fruitboom en ondergroei (Bloksma 1996)

Bij klaver in de grasstrook (onder) is de beworteling zowel in de grasstrook als in de boomstrook beter.



Maatregelen

Inhoud:
-Bodemverzorgende grasstrook
-Regenwormen

Bodemverzorgende grasstrook
Een grasstrook met een hoger organischestofgehalte en een evenwichtig bodemleven heeft een gunstige invloed op de groei van bomen. De volgende maatregelen hebben invloed op de bodem van de grasstrook:

- voorkom verdichting
- goede fosfaatvoorziening
- goede zuurgraad
- bevorder regenwormen
- goede ontwatering
- rassen met diepe en intensieve beworteling
- gebruik een snelgroeiend en diepwortelend gewas als dekvrucht bij herinzaai
- laag stikstofniveau
- beperkt maaien
- niet kort maaien
- beperkt beregenen
- voorkom droogtestress

Regenwormen
Regenwormen zijn van groot belang voor de doorworteling en levering van vocht en voedingsstoffen van de fruitbomen. Regenwormen zijn te stimuleren door:

- Klavers in de grasstrook te onderhouden.
- Dierlijke mest te gebruiken. Dit mag dunne of vaste mest zijn.
- Voldoende organisch materiaal aanvoeren.


Voorbeelden van bedrijven

Het bedrijf Boomgaard ter Linde
Dit is een bijzonder bedrijf. De boomgaarden staan op de op een na oudste biologisch-biodynamische grond ter wereld. De bodem is sinds 1930 biodynamisch bewerkt. Eerst als akkerbouw, met periodiek kunstweide, en sinds 1991 fruit. De grond is jonge zeeklei en sinds ca 1500 in cultuur.


fruitteelt zeeland


wortels fruitboom

Het bodemprofiel laat een ca 30 cm dikke donkere bovengrond zien. Daaronder een 30 cm dikke organischestofhoudende laag. Daaronder is organischestofarm zand.

bodem wortels fruitboom

Een kluit van 0-20 cm diepte. Vooral de bovenste 10 cm is rijk aan organische stof, intensief doorworteld en met veel regenwormen. Ook de laag 10-20 cm heeft een mooie structuur en is intensief doorworteld.

wortel appelboom

Een boomwortel op 40 cm diepte in een wormgang. De bodem is op 40 cm zeer poreus en wortels kunnen deze diepte goed bereiken.

Deze mooie grond is voor een deel zo mooi geworden doordat tussen de boomstroken gras/klaver groeit en het maaisel hiervan in de boomstrook wordt gebracht. Bovendien wordt er vaste potstalmest oppervlakkig in de boomstrook aangebracht. Vervolgens gaan regenwormen aan het werk. De drie belangrijke groepen wormen - rode, grauwe en pendelaars - werden alledrie aangetroffen. De rode eten de plantenresten en mest die aan de opervlakte liggen. De grauwe gebruiken hun uitwerpselen als voer en woelen de bovenste 20 cm los. De pendelaars eten ook van het strooisel dat aan de oppervlakte ligt, maar maken ook gangen naar diepere lagen waar wortels, lucht en overtollig regenwater doorheen kunnen.


Literatuur
Bloksma, J., 1996, Mogelijkheden voor de bodemverzorging in de fruitteelt vanuit biologische gezichtspunten. Louis Bolk Instituut, Driebergen.
Brouwer, G en B. Timemrmans, 2012. Bemesting biologische fruitteelt. DLV-Plant/Louis Bolk Instituut.


Share by: