BODEM VAN HET JAAR 2023

BODEM VAN HET JAAR 2023

Sinds 2015 is door de Verenigde Naties 5 december uitgeroepen tot “Wereld Bodemdag”.

In meerdere landen wordt op 5 december de prijs “Bodem van het Jaar” bekend gemaakt. De Nederlandse Bodemkundige Vereniging (NBV) heeft in Nederland het initiatief genomen en is dat voor het eerst op 5 december 2022 gebeurd.


Uit 6 genomineerden heeft de jury unaniem de Bodem van het jaar 2023 toegekend aan Jan Jonkman uit Lelystad.

Zijn biodynamisch beheerde bodem was gedurende 31 jaar door Jan Bokhorst (bodemkundige) bemonsterd en geanalyseerd met een verrassend resultaat. Lees hieronder meer.

De bodem van het jaar 2023

De bodem van het jaar met groenbemester winterrogge.


1. De bodem in het kort
2. De bodem van boven naar beneden

3. Geschiedenis van de bodem

4. De eigenschappen van de bodem

5. Bodemstructuur en regenwormen

6. De teeltwijze

7. Bijzonderheid:  het Trichodorus aaltje

8. Wat onder meer opvalt

1. De bodem in het kort

-Na het voorbereidende werk van de Rijksdienst IJsselmeerpolders kon de grond in 1986 uitgegeven worden aan particuliere bedrijven. Jan Jonkman startte op Bronsweg 49 en vanaf het begin is met bodemanalyses de ontwikkeling van de bodem gevolgd.
 
-In het begin was er bij ui, peen en aardappel schade door het T-aaltje. Die schade is na enkele jaren volledig verdwenen.

-De bodemanalyses in de periode 1986-2017 wezen uit:
              Organische stofgehalte gaat duidelijk omhoog
              De te hoge pH-waarde daalt sterk naar redelijk niveau.
              De beschikbaarheid aan fosfaat wordt niet te hoog.
              De lage magnesiumbeschikbaarheid verbetert.
              De beschikbaarheid aan silicium (weerstand tegen ziekten) gaat omhoog.
              De bodemademing (voedsel bodemleven) gaat omhoog.

-Profielbeoordelingen in 2015 en 2017 wezen uit:
 -Humushoudende bovenlaag toegenomen tot 38 cm.  De bouwvoor heeft een zeer mooie stuctuur.
 -Veel regenwormen. Vooral L. terrestris die o.a. de ondergrond voor wortels ontsluit en  A. caliginosa die de bodemstructuur van de bovengrond verbetert.



2. De bodem van boven naar beneden

1. De bouwvoor (0-25 cm diepte)

De bouwvoor heeft een zeer mooie bodemstructuur onder de groenbemester winterrogge. Er zijn helemaal geen hoekige, scherp blokkige structuur elementen. Wel afgerond blokkige elementen en die zijn goed doorwortelbaar. Zoiets komt in akkerbouw en groenteteelt maar weinig voor. 

2. Regenwormen (20-30 cm diepte)

Dit is de regenworm Lumbricus terrestris. Hij heeft een platte staart en de kop zit op de foto aan de bovenkant. Hij is hier net op weg naar de bovengrond. Waarschijnlijk om eten te halen.

3. De laag van 38 - 60 cm

De ondergrond is moeilijk doorwortelbaar, maar wanneer Lumbricus terrestris er een verticale gang in heeft gegraven kunnen plantenwortels er makkelijk de diepte in groeien. In droge periodes kunnen ze vocht opnemen (weinig diepe wortels kunnen heel veel vocht naar boven brengen). Ook voedingsstoffen die anders uit zouden spoelen komen weer in de kringloop. 

Interessant is het kleine worteltje boven de wormgang. Deze wortel is dik en kronkelig. Dat is typisch voor wortels die moeite met het doordringen van bodemlagen hebben.


4. De diepere ondergrond (50-60 cm)

Deze lichte zavelgrond is opgebouwd uit door water aangevoerde zand- en kleideeltjes. Oorspronkelijk was hier een veengebied. De zwarte horizontale strepen zijn verspoelde resten van dat veen. Ook is er een roestige vlek te zien. Die geeft aan dat in droge zomers zuurstofrijke lucht tot deze diepte kon komen.


3. De geschiedenis van de bodem

In 1986 verhuisde de familie Jonkman van Andijk naar de Bronsweg in Lelystad om daar het biologisch-dynamische groenteteelt/akkerbouwbedrijf voort te zetten. De gronden werden toen voor het eerst door de gemeente Lelystad uitgegeven aan biologisch dynamische landbouwbedrijven. Daarvoor waren na de inpoldering de gronden beheerd door de Rijksdienst IJsselmeerpolders. Tarwe, koolzaad, zomergerst en haver waren in de eerste ontginningsjaren de belangrijkste gewassen. Het bedrijf van Jan Jonkman in Andijk behoorde tot de eerste grotere biologische bedrijven in Nederland. In Lelystad werd gestart op een bedrijf van aanvankelijk 24 ha met een vrij constante vruchtwisseling op 6 percelen, voornamelijk tarwe, koolgewassen, peen, sperzieboon, consumptieaardappel en pompoen. De bodem is een vrij humusarme lichte kalkrijke zavelgrond, 13- 15% afslibbaar. Vanaf het begin zijn de bodemeigenschappen gevolgd middels bodemanalyses. In het volgende een overzicht.


4. De eigenschappen van de bodem

Door Jan Bokhorst, bodemkundige bij het Louis Bolk Instituut en Gaia Bodemonderzoek, zijn vanaf 1986 tot 2018 de bodems bemonsterd en geanalyseerd (zie tabel).

Organische stof analyses aan gearchiveerde monsters door WUR-CBLB in 2018


Het verloop van de analysewaarden laten een aantal interessante ontwikkelingen zien.

Het organische stofgehalte stijgt in 31 jaar ruim 0,4 procent. Dat lijkt niet veel, maar is het wel degelijk. Afbraak van bodemvruchtbaarheid gaat traag, maar opbouw ook. Vooral op deze lichte kalkrijke gronden is opbouw van organische stof een moeilijk proces dat zich hier toch duidelijk voltrekt. De gehalten betreffen analyses van de laag 0-25 cm. Door woelen en regenwormen is de humushoudende laag in 2017 ruim 35 cm dik geworden. De werkelijke humusopbouw is dus nog aanzienlijk hoger dan de analysewaarden aangeven. De snelle stijging van het organische stofgehalte in de eerste jaren kan te maken hebben met de wat hogere mestgiften in die tijd, nodig om intensievere teelten mogelijk te maken.

Interessant is ook de zuurgraad. De pH-waarde wordt lager. De aanvankelijke waarde van 7,5 is veel te hoog en geeft een onevenwichtig bodemleven met een ongunstig evenwicht tussen opbouw en afbraak van organische stof.

Het gehalte aan wateroplosbaar kiezel neemt toe. Kiezel is gunstig voor bijvoorbeeld de ziekteresistentie van de gewassen, het blad wordt steviger. Het wateroplosbare kiezelgehalte in de bodem duidt ook op een toenemende activiteit van het bodemleven. Mineralen in de bodem lossen niet zomaar op. Dat moet het bodemleven doen.

Ook de bodemademing neemt toe. De bodemademing is de hoeveelheid koolzuur die het gehele bodemleven uitademt. De bodemademing geeft het stikstof leverend vermogen van de bodem aan, maar heeft ook vaak een duidelijke relatie met de ziektewerendheid van de grond.

Zuurgraad, kiezelgehalte en bodemademing duiden alle drie op een toename van het bodemleven. De laatste jaren lijkt er een zekere pas op de plaats. Het kan zijn dat de gedeeltelijke overgang van stalmest naar groencompost hierbij een rol speelt. 


5. Bodemstructuur en regenwormen

In 2015 en 2017 is aan de hand van enkele profielkuilen het bodemprofiel en de regenwormenactiviteit beoordeeld.


Ervaringen in 2015

In 2015 was de organische stofhoudende laag in het onderzochte perceel 38 cm dik. Dit is opmerkelijk. Op bedrijven in de omgeving is deze laag vaak niet zo dik. Periodiek wat dieper losmaken van deze laag en de activiteit van het bodemleven zullen hier de oorzaak van zijn.

De bodemstructuur van de bouwvoor is gunstig. Scherpblokkige structuurelementen zijn weinig aanwezig. De bouwvoor is goed doorworteld.

In de laag 20-38 cm overheersen de scherpblokkige structuurelementen, wat normaal is voor deze diepte. 

In de laag dieper dan 38 cm bevinden zich roestvlekken en de verschillende afzettingenslagen zijn nog zichtbaar. Pendelende wormen hebben de verticale gangen gemaakt en hierin bevinden zich wortels. Voor de vochtvoorziening zijn deze wortels zeer belangrijk.

Er zijn geen regenwormtellingen verricht, maar pendelende wormen (L. terrestris), naast bodembewoners (A. caliginosa) werden beide aangetroffen. Het voorkomen van L. terrestris heeft mogelijk te maken met de teelt van rogge als groenbemester. Op deze organischestof arme gronden is een bodembedekking in de winter belangrijk voor deze worm.


Ervaringen in 2017

In 2017 is ook op twee andere percelen het bodemprofiel beoordeeld. De regenwormenactiviteit was hier minder groot dan op het in 2015 onderzochte perceel. Uitvoeriger onderzoek is nodig voor een goed beeld, maar het onderzoek in 2015 geeft wel aan in welke richting de bodem zich op wat langere termijn gaat ontwikkelen.

Het totale beeld van bodemanalyses en profielkuileigenschappen laat zien dat een goed bodembeheer echt werkt.


6. De teeltwijze


1986-2018

Jaar 1 Aardappel met rogge

Jaar 2 Pompoen met rogge

Jaar 3 Bloemkool met veel blad dat de winter blijft liggen

Jaar 4 Peen, hierna zwarte grond

Jaar 5 Sperzieboon of spinazie met rogge

Jaar 6 Ui met rogge

 

Dit is een bodemverbeterende vruchtopvolging.

De rogge stond er van september tot maart (ca. 5 maanden)

 

66% van de oppervlakte rogge

17% bloemkoolblad

17% zwart

 

Mest. Eerste jaren vrij ruim vaste rundermest.

Daarna de hoeveelheid die toegestaan was volgens de mestwetregelgeving. Bloemkool wat meer mest, ui wat minder, peen geen mest, aardappel en pompoen gemiddeld.

Vanaf het begin is na hoofdgewassen rogge als groenbemester gezaaid waardoor de bodem in de winter bedekt was. Dit gebeurde alleen bij de gewassen waar dat mogelijk was, maar vaak was 80% van de oppervlakte in de winter bedekt.

Vaste mest, voornamelijk rundermest is de hoofdbemesting geweest. Bij een deel van de gewassen werd tamelijk verse mest gebruikt, bij een deel een jaar lang gecomposteerde mest. Stikstofrijke hulpmeststoffen werden incidenteel toegepast.


7. Bijzonderheid: het T-aaltje

In het begin verliep de groei van de meeste gewassen goed, maar een aantal gewassen, vooral ui, peen en aardappel hadden nogal veel aaltjesschade. Het was het op dit soort gronden beruchte aaltje paratrichodorus teres (T-aaltje). In een biologische-dynamische teelt lijkt dit niet zo makkelijk te bestrijden. Na een aantal jaren verdween de hinder van het aaltje geheel. Bodemstructuur en bodemleven zullen hier een rol bij gespeeld hebben. Het belang van een goed bodembeheer werd bij de start van het bedrijf dus al snel duidelijk.

8. Wat onder meer opvalt

We zien bij deze bodem een toename van het organische stofgehalte, het wateroplosbare kiezelgehalte en de bodemademing. Verder een belangrijke invloed die het bodemleven heeft op de bodemstructuur.


Het beheer van de bodem wordt gekenmerkt door het gebruik van vaste mest en groenbemesters. Een ander kenmerk is dat niet af en toe, maar bijna ieder jaar er voedsel aan het bodemleven wordt aangeboden. Misschien is dat laatste wel het belangrijkste. Het bodemleven kon zich gedurende 31 jaar volledig instellen op een jaarlijks aanbod van voedsel via gewasresten, mest en groenbemesters. Zowel verteerbaar stikstofrijk organisch materiaal (blad van gewassen en groenbemesters en mest in stalmest) als koolstofrijk materiaal (wortels van gewassen en groenbemesters en stro in stalmest) werden beide aangeboden. Dit laatste is van groot belang voor een evenwichtig koolstof- en stikstofbeheer.

Share by: